Ontvankelijkheidsprocedure

Het CGVS kan een verzoek om internationale bescherming niet-ontvankelijk verklaren en neemt in dit geval een beslissing tot niet-ontvankelijkheid.

Het gaat om de volgende situaties:

  • Eerste land van asiel: de verzoeker geniet al reële bescherming in een eerste land van asiel, tenzij hij of zij elementen aanbrengt waaruit blijkt dat hij of zij zich hierop niet langer kan beroepen of hij of zij niet opnieuw tot het grondgebied van dit land kan worden toegelaten. Een land kan gezien worden als eerste land van asiel wanneer de verzoeker in dat land erkend is als vluchteling en hij of zij die bescherming nog kan genieten. Het kan ook gaan om een ander type van reële bescherming, met inbegrip van het genot van het beginsel van non-refoulement.
  • Veilig derde land: de verzoeker heeft een zodanige band met een derde land dat het redelijk is om te verwachten dat hij of zij naar dit land gaat en er bescherming kan krijgen. Het moet aannemelijk zijn dat de verzoeker wordt toegelaten tot dit land. In dit derde land wordt het leven en de vrijheid van de verzoeker niet bedreigd om redenen van ras, religie, nationaliteit, lidmaatschap van een bepaalde sociale groep of politieke overtuiging en bestaat er geen reëel risico op ernstige schade. Het derde land moet het verbod op refoulement naleven en de toegang garanderen tot een asielprocedure met de mogelijkheid de vluchtelingenstatus of een gelijkaardige status te vragen. Indien erkend, moet de verzoeker kunnen rekenen op doeltreffende bescherming.
  • Internationale bescherming in een EU-lidstaat: de verzoeker geniet al internationale bescherming (vluchtelingenstatus of subsidiaire beschermingsstatus) in een andere lidstaat van de Europese Unie.
  • EU-onderdaan: de verzoeker is een onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie of van een staat die partij is bij een Toetredingsverdrag tot de Europese Unie dat nog niet in werking is getreden.

De verzoeker wordt in principe minstens één keer opgeroepen voor een persoonlijk onderhoud met een mogelijke uitzondering voor het volgend verzoek. De begeleide minderjarige wordt gehoord voor zover zijn leeftijd, maturiteit en kwetsbaarheid dit toelaten. De periode tussen het versturen van de oproepingsbrief en de datum van het persoonlijk onderhoud bedraagt minstens 2 dagen.

Het CGVS neemt een beslissing van niet-ontvankelijkheid in beginsel binnen een termijn van 15 werkdagen na ontvangst van het verzoek van de DVZ. In geval van toepassing van het concept ‘eerste land van asiel’ is de behandelingstermijn 6 maanden. Voor volgende verzoeken geldt een behandelingstermijn van 10 werkdagen of 2 werkdagen in geval van vasthouding. Dit zijn opnieuw termijnen van orde.Enkel bij de volgende verzoeken en de begeleide minderjarigen bestaat de mogelijkheid tot het nemen van een beslissing tot ontvankelijkheid, indien geen beslissing van niet-ontvankelijkheid kan worden genomen.   

Tegen een niet-ontvankelijkheidsbeslissing kan de verzoeker een beroep in volle rechtsmacht indienen bij de RvV. Het beroep moet ingediend worden 10 dagen na kennisgeving van de beslissing. Deze beroepstermijn bedraagt 5 dagen in geval van een volgend verzoek bij vasthouding

 

Andere bijzondere procedures

 

Informatie over de asielprocedure op maat van de asielzoeker, vindt u op : asyluminbelgium.be.